Kanaalschrijvers
V.l.n.r. Frans van Gaal, Kees Bechtold, Kees van den Oord (bron: Ondernemend Onderwijs ’s-Hertogenbosch, Hanny Post).
Babyboomers Kees Bechtold, Frans van Gaal en Kees van den Oord willen als de Kanaalschrijvers laten zien en lezen dat de geschiedenis van de Zuid-Willemsvaart een bron van creativiteit is voor de ontwikkeling van het Zuid-Willemspark. Hun historisch getinte columns en verhalen dagen de lezer uit en willen hen vermaken. Graag stellen zij zich graag aan u voor.
Kees Bechtold kwam als medewerker bij de sportredactie van het Brabants Dagblad in de journalistiek terecht.
Kees van den Oord is docent geschiedenis, teamleider aan het Rodenborch-College in Rosmalen. Hij publiceert en is uitgever van boeken en brochures over ’s-Hertogenbosch en De Langstraat.
Frans van Gaal onderneemt in geschiedenis door boeken- en artikelen te schrijven, verhalen te vertellen, te onderzoeken, te adviseren, te trainen, presenteren, creëren en actie te voeren. Geschiedenis is voor Frans een bron voor wijsheid, creativiteit en ontdekkingen.
Hieronder leest u de columns en verhalen!
Sluis O, de Bossche militaire sluis
Sluis O werd in 1826 als laatste sluis van de Zuid-Willemsvaart aangelegd. Ze beschermde in oorlogstijd de Bossche vestingstad met een keersluis. De hele omgeving werd zo tijdens de Belgische Opstand (1831-1839) onder water gezet. Via Sluis 0 konden in vredestijd de schepen dwars door de vesting varen en de Dieze in het noordwesten bereiken.
De Zuid-Willemsvaart is het kanaal tussen Maastricht en ’s-Hertogenbosch: 122,5 km lang met oorspronkelijk 20 sluizen om het verval van ca 39 meter te kunnen overwinnen. Het werd tussen 1822 en 1826 gegraven om de handel, landbouw en industrie tussen Noord en Zuid te bevorderen.
Koning Willem I was er aanvankelijk op tegen dat het kanaal dwars door de Bossche vesting zou lopen. Het zou buiten de stad aangelegd worden: de wallen bleven zo intact. De stad ’s-Hertogenbosch wenste haar belangrijke functie als stapelmarkt en entrepot in het handelsverkeer tussen Holland en Maastricht / Luik te behouden. De goederen werden op Waalse karren over de nieuwe verharde steenwegen naar het Zuiden vervoerd. Getrokken door zes paarden in de zomer en tien paarden in de winter.
Een kanaal door de Bossche vestingstad zou de overslagfunctie intact laten, maar was een duurdere oplossing, waarvoor de stad moest meebetalen. Koning Willem I wikte en woog: hij kwam er niet uit. Hij begreep de Bossche opstelling, maar had ook oog voor tegengestelde Hollandse belangen die sneller en goedkoper vervoer over het kanaal wensten. In 1822 werd ten oosten van de stad toch begonnen met de graafwerkzaamheden richting Helmond. Dit ging systematisch in delen, percelen en secties. Er werden tussen de percelen dammen geplaatst. De sluizen werden vanaf het noorden genummerd. Tegen de stroom in. Sluis 1 (in 1935 gesloopt) kwam een paar honderd meter buiten ‘s-Hertogenbosch te liggen. De andere negentien sluizen volgden.
Toen de Zuid-Willemsvaart bijna gereed was, besloot in augustus 1825 koning Willem 1 toch het kanaal door de Bossche vesting te steken. Er kwamen twee sassluizen met daarover ophaalbruggen. De stad werd op haar kop gezet. De Anthonius Hekel moest aan de oostkant plaatsmaken en aan de westkant kwam er een doorgang bij de Boom (Waterpoort) richting de Dieze. De Hinthamerstraat werd doorbroken, een aantal huizen werd afgebroken en het noorden werd het nieuwe Hinthamereinde. Er kwam aan het oosten in augustus 1826 een nieuwe grote militaire sluis. Het was zowel een schut- als een keersluis. met een dubbele balkkering. Dit werd in de volksmond Sluis O.
Deze militaire sluis verloor na de opheffing van de vestingstatus in 1874 haar functie. Voor de verovering van de stad bleef de ophaalbrug over sluis O belangrijk. In mei 1940 maakte het Nederlandse leger de brug onklaar. Het Duitse leger kon er niet over- en onderheen, omdat de brug half open stond. Het tandwielmechanisme van de brug werd opgeblazen. De ruiten sprongen en de dakpannen vlogen in de lucht. Vier jaar later was het aan het Duitse leger om de brug op te blazen. De geallieerden konden toch over de sluisdeuren de binnenstad bereiken.
Het kanaal was ook van militaire betekenis. De garnizoenen van de vestingsteden Maastricht en ‘s-Hertogenbosch zouden via dit water bevoorraad kunnen worden. Daarnaast kon de omgeving van beide vestingsteden met een keersluis onder water worden gezet, de vestingsteden bleven daarbij watervrij.
Balen van de bruggen
Wat heb ik ze vervloekt, de bruggen over de Zuid-Willemsvaart. Ontelbare malen heb ik staan balen voor de dichte, of zo u wilt, open bruggen aan de Citadellaan en de Van Berckelstraat. En met mij vele anderen. In de winter geen pretje in regen en wind of als het steenkoud was. ’s Zomers kon het aangenaam zijn als je geen haast had.
Ik woonde met mijn ouders aan de Willem van Nassaulaan en later de Pelssingel, de verkeerde kant van de stad om zo te zeggen. Minimaal twee keer per dag moest ik de Zuid-Willemsvaart over om naar het Sint-Janslyceum te fietsen of, toen ik wat ouder was geliefdes te bezoeken. Op school aankomen met het smoesje ‘de brug was dicht’, werd met en sarcastisch lachje aangehoord. Moet je maar rekening mee houden werd je voorgehouden en straf was het gevolg . De geliefdes waren coulanter, maar die zaten dan ook reikhalzend uit te kijken naar je komst.
Het wilde soms wel eens helpen dat als de brug in de Van Berckelstraat dicht was en de eerste boot net gepasseerd, je full speed langs het kanaal richting de Orthenbrug aan de Citadellaan reed om met de tong op je schoenen net op tijd de brug over te fietsen. Soms verkeek je je op de snelheid van de boten of je eigen snelheid en gingen de slagbomen net voor je neus omlaag. Onder de slagbomen door kruipen wilde nog wel eens helpen, maar kon gevaarlijk zijn. Menigeen werd geraakt.
Van de andere kant was het fascinerend om de boten voorbij te zien glijden, boten geladen met grind of zand, met op het dek een getakelde auto. Met namen als Carpe Diem, Festina Lente of gewoon Kerkdriel op de plecht. Vijf minuten van gedwongen rust en observatie is goed voor een mens. Het gaf je tijd voor overpeinzingen en contacten met anderen. Ik begon ook het beroep van brugwachter te idealiseren.
Hij, zelden was het een zij, zag daar vanuit zijn hokje de stroom aanwassende fietsers en voetgangers voor de slagbomen. Dat moet toch een gevoel van macht geven, bedacht ik mij. Soms waren ze ook clement en hielden nog even de slagbomen half omlaag, zodat je er nog tussendoor kon piepen. Hoe dankbaar was ik.
Het leek mij een heel mooi baantje. Er was tijd genoeg voor het lezen van kranten, boeken en het maken van praatjes met passanten. Elke passerende schipper werd herkend en kreeg een enthousiaste zwaai. Een burn-out was ver weg. Of het ook iets oplevert interesseerde mij minder.
De laatste brugwachter heeft zijn huisje twee jaar geleden verlaten. De bruggen maken nu onderdeel uit van het Zuid-Willemspark, de naam is al op de bruggen geschilderd. Nu fiets en wandel ik zonder te hoeven wachten de stad in. Ook fijn, maar voor de mens is het beter om soms even op de rem te trappen, even een moment van rust en bezinning in deze jachtige tijd. Die vervloekte bruggen kunnen ook een zegening zijn.
De hoge Diezebrug, een belangrijke schakel in de Noord-Zuidtraverse
De Diezebrug kwam pas tijdens de Duitse bezetting gereed en was na de oorlog een belangrijke schakel op een nationale verkeersader tussen Noord en Zuid. Vanuit deze brug heb je een prachtzicht op het begin van de Zuid-Willemsvaart en de Brede haven.
Het autoverkeer rukte tijdens de eerste helft van de twintigste eeuw zo op dat nieuwe verkeerswegen buiten de aloude vestingstad noodzakelijk waren. Je kunt je bijna niet meer voorstellen dat de auto’s, motoren, bussen en vrachtwagens dwars door het centrum reden. Ze kwamen vanuit de Vughterweg en reden via het Wilhelminaplein en de Vughterstraat naar de Markt. Als men naar Utrecht of Amsterdam wilde, reed men via de Pensmarkt naar de Hoge Steenweg, Orthenstraat en Jan Heinsstraat. Men ging de Zuid-Willemsvaart over, passeerde de Orthenbrug en ging naar de Citadellaan. Vandaar reed men in noordelijke richting naar Orthen en Hedel. Het doorgaande verkeer richting Nijmegen moest via de Hinthamerstraat over de Zuid-Willemsvaart via de Hinthamerbrug naar het Hinthamereinde rijden en vond via de Graafseweg de juiste weg naar het oosten.
Het Bossche gemeentebestuur wilde het doorgaande autoverkeer uit de binnenstad weren. Een nieuwe ontsluiting of Noord-Zuidtraverse werd dwars door de wijk Het Zand bedacht. Het Wilhelminaplein en het Willemsplein kregen beide een rotonde. Daarna zou het autoverkeer door de Koningsweg en de hieropvolgende straten rijden om tenslotte bij de Dieze uit te komen. Een aantal bomen in het Bossche villapark werd daarvoor gekapt. Bij de Dieze moest een hoge brug gebouwd worden. In mei 1940 was deze brug nog niet gereed. De Duitse bezetter liet deze voltooien, maar bij de bevrijding in oktober 1944 werd de nieuwe brug danig verwoest. Pas na de bevrijding werd de brug hersteld en kon de noord-Zuid traverse daadwerkelijk in gebruik worden genomen.
De automobilisten waren blij met deze nieuwe verbinding, maar de Bossche middenstanders protesteerden fel tegen deze ingreep. De binnenstad en haar winkels zouden veel klanten mijden. De wijk Het Zand veranderde. De traverse werd aangepast. Het Julianaplein verdween en het Emmaplein werd aangepakt. Ook het Stationsplein veranderde van aangezicht. In 1960 werd een verkeerstunnel onder De Draak gemaakt. Dankzij de hoge Diezebrug kon het verkeer continu over het water zich verplaatsen.