Het afvalputje van Den Bosch

Is het nu De Siep of De Sieb? De Siep met een P of De Siep met een B. Volgens taalpuristen moet het met een B, volgens de Bosschenaren met een P. Wat maakt het uit, feit is dat de naam van deze voormalige  Bossche volkswijk weer terugkeert. Niet als de wijk waar ik  vroeger van mijn ouders niet mocht komen, maar als naamgever aan het stadstrand De Witte Sieb, gelegen aan De Dieze. Een plek waar je sinds twee jaar je bootje aan kunt meren en op het terras kunt genieten van de zon met een koel pilsje of dito glaasje wijn in de hand.

Hoe anders was het ruim 130 jaar geleden. Het stonk er naar stront en het was er vies. Het was de plek waarheen de gemeente vanuit de binnenstad overlast gevende en stinkende bedrijven dirigeerde. Het was ook de plek waar zij een lokaal bouwde voor de berging van lijken, van drenkelingen en vermoorde en verongelukte mensen. De plek werd door de Bosschenaren De Siep genoemd, afgeleid van Siberie. Meerdere steden in Nederland kennen wijken als Siberie, De Krim of De Balkan. Het zijn meestal de sociaal-economische zwakkere wijken.

De Sieb was een van de eerste Bossche stadsuitbreidingen. Het stuk ten noordwesten van het centrum diende als nieuwe vuilnisbelt voor de gemeente en voor de opslag van de beer, de uitwerpselen van de Bosschenaren. Aangezien de wind vaak uit westelijke richting komt, westelijk dan wel noordwestelijk of zuidwestelijk, had de stad sinds de nieuwe locatie nauwelijks last meer van stank. Orthen daarentegen wel, maar het aantal Orthenaren was gering in getal in vergelijking met het inwonertal van Den Bosch (destijds circa 26.000).

De ligging van De Dieze was belangrijk. De beer werd via de Zuid-Willemsvaart naar Oost-Brabant en Noord-Limburg verscheept, waar de faeces werden gebruikt om de zandgronden vruchtbaar te maken. Voor het vervoer van de beer had de gemeentereiniging twee schepen in dienst, de Siberie 1 en de Siberie 2. Wat opvalt is dat de gemeente zelf de naam voor de schuiten uit de volksmond had overgenomen. De schuiten werden getrokken door paarden. Een reis naar de zandgronden in Oost-Brabant en Limburg duurde dertien dagen heen en terug. Onderweg moest er vijftien keer worden geschut. Behalve de schipper ging er ook een toger mee. Hij leidde de paarden aan de teugels.

Het vervoer van het menselijk afval nam rond 1890 af. Oorzaak: de kunstmest kwam op de markt. Die werd onder meer aangevoerd vanuit Chili. De mest was aanzienlijk goedkoper, daalde steeds verder in prijs en werd daardoor een stuk aantrekkelijker voor de boeren. Uiteindelijk besloot de gemeente in 1931 de laatste beerschuit uit de vaart te nemen.

Hoewel De Sieb dus het afvalputje van Den Bosch was, bleken er in 1895 ineens mensen te wonen in zelfgemaakte bouwsels. Het leverde discussies op in de Bossche gemeenteraad. Sommige leden vonden dat er geen voorzieningen zoals een waterpomp moesten komen om wonen in dit zeer ongezonde klimaat te ontmoedigen. Wonen daar was voor eigen risico, vonden zij. Maar die rechtlijnigen verloren het van hen die meenden dat je mensen in deze mensonterende omstandigheden geen energie en water kon onthouden.

Ten noorden van de Sieb, waar in 1930 de eerste 20 huizen werden gebouwd, ontstond in 1933 een nieuwe wijk, genaamd de Vogelwijk. Van begin af aan werd de Vogelwijk  synoniem aan de De Sieb. De nieuwe Vogelwijkers wilden niet zoveel te maken hebben met die van de oude Sieb, maar voor de rest van Den Bosch was het een pot nat. De Sieb was de zwarte vlek op de sociaal-economische kaart van Den Bosch. De wijk werd over het algemeen bevolkt door gezinnen waaronder de werkloosheid hoog was en de moraal laag. Ze kwamen veelal uit andere Bossche volkswijken, omdat ze daar niet meer te handhaven waren of omdat die wijken werden gesaneerd. De politie hield er een extra oogje in het zeil middels een politiepost die in 1934 werd gestationeerd bij de toegang tot de wijk aan de Orthenseweg. De post zou in 1961 verdwijnen in verband met de invoering van de 46-urige werkweek.

Tussen de bouw van de oude Sieb en een jaar voordat in 1933 werd begonnen met de bouw van een nieuwe woonwijk met 112 huizen, kwam er een woonwagenkamp op De Sieb, op de plek waar nu de Gamma staat. De kampers waren afkomstig van het Stortje aan de Hekellaan/hoek Van Veldekekade. Ze moesten plaats maken voor hockeyclub MOP. Het volk moest wijken voor de elite. MOP zou neen paar jaar later verhuizen naar Vught. In de vijftiger jaren vonden de woonwagenbewoners domicilie op een nieuw regionaal kamp aan de Vlijmenseweg.

De eerste bewoners die De Sieb bevolkten, moesten het aanvankelijk nog stellen zonder een sociale infrastructuur. Pas toen in 1933 de Vogelwijk werd gebouwd, vond de gemeente het tijd om er scholen neer te zetten. Zij kocht voor 70.000 gulden het 18.000 vierkante meter grote terrein waarop de voormalige NV IJzerconstructiefabriek Nederland was gevestigd, voor de bouw van de Tharcisiusschool voor jongens en de Liduinaschool voor meisjes. Beide scholen werden in 1937 in gebruik genomen.

De Orthenseweg was de grens tussen de haves en de have-nots. Die van de verkeerde kant werden met de nek aangekeken. Oud-bewoner Wout Mandemaker ervoer het aan den lijve. ‘’Je kon voor een stuiver een step huren op de Noordwal. Dan vroegen ze waar je vandaan kwam en als je zei uit de Vogelwijk, dan joegen ze je weg onderwijl schreeuwend ‘eruit’.  Wim Bolman (1951) heeft dezelfde ervaring. ‘’Wij hadden thuis een groentewinkel op de hoek van de Orhtenseweg en de Vogelstraat. Ik mocht van mijn ouders niet op De Sieb komen. Ze stuurden me naar de Pius X-school aan de Aartshertogenlaan, terwijl er bij ons om de hoek een jongensschool was. Als ik ging solliciteren, zei ik dat ik op de Orthenseweg woonde.””

De negativiteit over de bewoners van de Sieb die je overal in de stad kon beluisteren, vindt Bolman niet terecht. “Het was rauw volk, maar de gemeenschapszin was groot. Het waren volksmensen met een groot hart. Ze kochten bij ons op de pof, maar er werd wel altijd keurig betaald en er werd nooit gestolen.”

Maar toch! Die grens werd wel gevoeld aan beide kanten van de Orthenseweg. En die grens werd nog scherper getrokken en ervaren, toen in 1939 de brug over De Dieze werd aangelegd waardoor het verkeer van Eindhoven naar Utrecht niet meer door de binnenstad hoefde. Voor de aanleg van de hoge brug, zoals hij in de volksmond heette, werden huizen en overige bebouwing in 1939 onteigend. In feite werd door de aanleg een deel van De Sieb afgesneden.

In de jaren’50 begon de sanering  van de oude Bossche volkswijken als De Pijp en De Tolbrug op gang te komen. Veel van deze mensen kwamen terecht op De Sieb, waardoor deze wijk sociaal nog zwakker werd. De Sieb werd een no go area, de sociale problemen stapelden zich op. Frater Veranus van de Tharcisiusschool zag het vanachter de schoolramen met lede ogen aan.  In zijn boekje Gods’s Own Country noteerde  hij zijn zijn observaties. ‘’Ik zie een zondvloed van rotzooi. De mensen hier moeten wel kapot. Kapot aan hun onmacht, hun omgeving, de alcohol, hun agressie, hun verstoten zijn. ’s Morgensvroeg zie je de mensen aansjokken naar hun werk, ’s avonds komen ze gebogen, moe en vuil terug.”

Het zou tot eind jaren ’60 duren alvorens de sanering van De Sieb en De Vogelwijk ter hand werd genomen. In 1968 werd een begin gemaakt met de sloop van woningen. De bewoners kwamen terecht in nieuwbouwwijken in het westen van de stad, op noord en in de Graafsewijk. Een deel van hen bleef dichter bij huis. Zij betrokken de witte huizen die in de jaren’50 werden gebouwd achter restaurant Metropole aan de Orthenseweg. In de volksmond werd deze wijk De Witte Sieb genoemd.

De voormalige Sieb is nu een mix van nutsvoorzieningen en bedrijvigheid zoals doe-het-zelfmarkt Gamma. Politiebureau, brandweerkazerne en de GGD namen de plaats in van deze volksbuurt. Ook vond de Bossche moslimgemeenschap er een plek voor de bouw van een moskee. De namen Siberie en Vogelwijk zijn verdwenen, het gebied heet nu Orthenpoort.

Met de creatie van stadstrand de Witte Sieb lijkt een voorzichtige eerste stap te zijn genomen naar misschien een nieuwe woonbestemming aan het water. Een plek, oh ironie, waar het goed toeven is.